Skip to content Skip to main navigation Skip to footer

‘T ROOIE BÜKSKE

In de eerste vijf jaar van het bestaan van De Kraonige Zwaone werd er weinig tot geen dialect gebruikt. Zowel in de gestencilde edities van ’t Blèk als in de eerste gedrukte versie van deze carnavalskrant, was het Nederlands de voertaal.

Daar kwam in januari 1961 verandering in. De toenmalige secretaris, Henny Derksen, stuurde de buutreedners een brief met de mededeling dat zij voortaan hun buuts in dialect moesten voordragen. Ter ondersteuning stelde Derksen zelfs een woordenlijst samen. Daarvan is helaas slechts één pagina bewaard gebleven.

Lämpkeslaon

De Paoterslaon

Hèt afgedaon

Um dor te staon

Mè ’nèjje maon:

De lämpkes zien aon

En geve’ de laon

Vur ’t vrèjje’ gaon

’n vuls te volle maon!

De Paoterslaon

Is vur hèn en haon

Te lich’ um te staon:

Daag …. Paoterslaon.

In november 1967 verscheen ’t Rooie Bükske – Huissen zoas ’t zing en täötel! van de hand van Henny Derksen. Een klein boekje met een dikke knipoog naar het Rode Boekje van Mao. In het voorwoord schreef Derksen dat het “iedereen … altied en overal ien de tès en bèj de hand hebben en as ’t nodig is: op ’n zitting, op ’n fees’, aon ’n teek, thüs, op ’t wèrrek, bèj ’t sprütten schòn maken, op ’t huuske en … ien d’n vrèmde”.

Het boekje telt 32 pagina’s, waarvan 26 gevuld zijn met 21 liedjes uit de periode 1955–1967. Opvallend is, dat alle liedjes; dus ook die van vóór 1961 in dialect zijn geschreven. Daarna volgen vijf pagina’s met dialectwoorden. De laatste bladzijde en de achterflap vertellen kort de geschiedenis van het georganiseerde carnaval in Huissen vanaf 1848 en gaan in op de in 1966 onthulde Foekepotkrössel.

Daarna bleef het lange tijd stil rond ’t Rooie Bükske. Tien jaar later, in februari 1977, verscheen de tweede uitgave — en die was fors uitgebreider: maar liefst 156 pagina’s. De oprichting van de Slubkes op 30 december 1966 had gezorgd voor een flinke uitbreiding van het liedjesrepertoire. De liedjes uit de eerste editie waren opnieuw opgenomen, gevolgd door tot en met bladzijde 80 alle liedjes die sindsdien waren gezongen. Daarbij kwamen ook riemelerèjkes en getäötel, vaak van de hand van Henny Derksen, maar ook geschreven door Gerrit Bedeaux, die inmiddels naam had gemaakt als liedjesschrijver.

Eén kort gedichtje van Derksen uit 1970 ziet u hier naast

Henny en Gerrit stelden ook een woordenlijst samen, voorafgegaan door een serieuze inleiding in het Nederlands, waarin zij uitleg gaven over het ontstaan van het dialect. De woordenlijst zelf, beginnend met “Aak” en eindigend met “Wèttering”, is kostelijk om te lezen.

Zo staat onder het lemma Spiertse’ de volgende uitleg:

ww., 1. Spugen, inz. Pruim tabak; een speech houden. …. Nöl hiel’ ’n hèèvige spierts. Hèj zei d’r bèj: Ik dank ollie vur de woorde’ die ‘k gezeid hèt.

De tweede druk was snel uitverkocht, maar toch duurde het tot juli 1982 voordat de derde uitgave verscheen. Deze bevatte de liedjes die tussen 1977 en 1982 waren gecomponeerd, en opnieuw de woordenlijst, nu uitgebreid – vooral door bijdragen van Derksen. Opmerkelijk genoeg ontbrak het woord Wèttering, maar onder de letter “Z” waren wél nieuwe woorden toegevoegd.

Het aantal riemelerèjkes in deze editie was helaas klein, maar nog steeds te mooi om in de vergetelheid te raken. Gerrit Bedeaux schreef het gedicht dat hier naast te lezen is.

Ik bun gin echte appel,

Mor ik bun appelsien,

Ik dug nie’ vur de appelmoes

Daorvur môj appel zien !

In 1999 verscheen een bijzondere editie van ’t Rooie Bükske. De uitnodiging voor de viering van het 44-jarig bestaan was gedrukt in de vorm van een ovaal. In deze ovaal was niet alleen een boes geplakt, maar ook een miniformaat exemplaar van ’t Rooie Bükske. Daarin stond de tekst van As ien Huusse’ de sterre straole’, inmiddels uitgegroeid tot een soort volkslied van het Huissense carnaval. Daarnaast bevatte het boekje een woordenlijst zijnde de iengekorte versie van de kleintste ütgaaf van ’t tèswoordebükske.

In november 2010 verscheen de meest recente uitgave van ’t Rooie Bükske. Deze fraai vormgegeven editie bevat alle liedjes die tussen 1982 en 2010 zijn gezongen. Zo beschikt het gezelschap nu over een vrijwel compleet overzicht van alle ten gehore gebrachte liedjes sinds de oprichting in 1955. De carnavaleske teksten roepen niet alleen herinneringen en glimlachen op, maar vormen ook een prachtig tijdsbeeld van wat de Huissense bevolking door de jaren heen bezighield.

Voor deze uitgave werd de woordenlijst kritisch herzien en aangevuld door Joop Brons en Jan Zweers. Beiden voegden nieuwe woorden toe, maar vooral Joop keek scherp naar de schrijfwijze om meer uniformiteit te creëren.

Het plan was om ter gelegenheid van een volgend jubileum de zesde druk uit te brengen. Deze zou niet alleen de liedjes uit de periode 2010–2021 bevatten, maar ook een Nederlands-Huissense versie van de woordenlijst.

Lämpkeslaon: 

Huissen zoas ’t zing en täötel’ ! 2 blz. 54.

Appelsien: 

Huissen zoas ’t zing en täötel’ !* 3 blz. 25.

Back to top